
Bekijk hier het fragment:
Vlaams Parlementslid
Karolien Grosemans
Eind augustus werd de driejaarlijkse capaciteitsmonitor gepubliceerd. De studie geeft ons een duidelijk beeld van wat we de komende jaren mogen verwachten op vlak van capaciteitsuitdagingen en stelt ons in staat om gericht en tijdig bij te sturen. Net zoals vorige edities bevat ook deze capaciteitsmonitor waardevolle inzichten. In het kader van de prognoses in de capaciteitsmonitor heb ik de volgende vragen voor u: Hoe evalueert u de inzichten uit de nieuwe capaciteitsmonitor? Welke conclusies trekt u daaruit met betrekking tot de toekomstige capaciteitsnoden en waar moet volgens u prioritair op worden ingezet?
Uit de capaciteitsmonitor blijkt dat er tegen 2030-2031 een groot verschil wordt verwacht tussen het gewoon en buitengewoon onderwijs, met enerzijds een overschot in het gewoon onderwijs en anderzijds een tekort in het buitengewoon onderwijs. Hoe kijkt u naar dit contrast en welke mogelijkheden ziet u om hier op korte en middellange termijn mee om te gaan?
In de capaciteitsmonitor zijn duidelijke verschillen te zien tussen provincies. In Limburg wordt bijvoorbeeld al binnen vijf jaar een overschot verwacht in het gewoon secundair onderwijs. Hoe verklaart u die regionale verschillen? Spelen daar volgens u vooral demografische factoren of zijn er nog andere elementen die hierbij een rol spelen?
Alvast dank voor uw antwoorden.
Minister Demir
Ik heb zeer duidelijk gesteld dat als de huidige tendens zich verderzet, dan hebben we een probleem in het buitengewoon onderwijs. Een groot tekort en een grote uitdaging. Dat is een tendens die we nu moeten keren. We moeten naar een geïntegreerde aanpak waarbij multidisciplinaire schoolteams onderwijs organiseren voor leerlingen met en zonder specifieke onderwijsbehoeften. De capaciteit voor het buitengewoon onderwijs moeten we voorbehouden voor wie het écht nodig heeft.
Er zitten nog enkele opvallende zaken in de monitor. De druk op het gewoon onderwijs zal afnemen. Dat is goed nieuws. Dat wil zeggen dat minder ouders en leerlingen gaan worstelen om ingeschreven te raken in een school en richting van keuze.
Toch moeten we waakzaam zijn, lokaal op sommige plaatsen en voor sommige onderwijsvormen zal de druk relatief hoog blijven, zeker voor het secundair onderwijs. Het lijkt erop dat de vraag zich wat verlegt richting de periferie rond grote steden. Ik hoor ook verwijzingen naar tekorten op provincieniveau. Ik wil daar voorzichtig mee zijn: als ik kijk naar mijn eigen provincie, Limburg, die doet het over het algemeen genomen niet slecht. Maar we zien wel dat Beringen en Heusden-Zolder toch nog met aanzienlijke tekorten zitten van enkele honderden plaatsen.
Voor het gewoon onderwijs zal het dan ook echt zaak zijn om zeer gericht te investeren en bij te sturen. Er zijn nog noden, maar die doen zich lokaal voor. Ik hoop dan ook dat de lokale onderwijsverstrekkers ook aan de slag willen gaan met de resultaten van de capaciteitsmonitor en initiatief willen nemen om capaciteit te creëren, daar waar het zinvol en nodig is.
Ik hoor de vragen om maatregelen. Het is belangrijk dat we de huidige inspanningen om capaciteit bij te creëren, verderzetten. We moeten hier wel een onderscheid maken tussen de korte en de middellange termijn. Op korte termijn voorzien we maatregelen, denk aan de extra werkingsmiddelen die we voorzien voor bijkomende capaciteit in de B-stroom en BSO-opleidingen maar ook voor extra plaatsen type 2 in het buitengewoon onderwijs.
Maar de capaciteitsmonitor projecteert op middellange termijn. Deze Vlaamse Regering voorziet 100 miljoen euro per jaar om te investeren in extra capaciteit. Samen met AGION en GO! bekijk ik hoe we die middelen het meest effectief kunnen inzetten. We moeten daarbij garanderen dat de middelen prioritair worden ingezet waar de noden het hoogst zijn.
De pioniersscholen zijn inderdaad bedoeld als proeftuin voor de lange termijn. Toch hoop ik wel dat de pioniersscholen op relatief korte termijn al een deel van het antwoord kunnen zijn: zeker in het gewoon basisonderwijs dalen de inschrijvingen vandaag al en voorziet de capaciteitsmonitor ook in de komende jaren een daling. Ik hoop dat die tendens, in combinatie met het initiatief van de pioniersscholen mee kan bijdragen tot het creëren van extra plaatsen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, met de nodige ondersteuning. Bij de selectie van de pioniersscholen zal bovendien rekening gehouden worden met de capaciteitsnoden in het buitengewoon onderwijs, zonder de pioniersscholen te beperken tot scholen met capaciteitsnoden.
Het is inderdaad de bedoeling dat de samenwerking verdergaat dan louter infrastructureel. In de pioniersscholen zullen we een eerste zicht krijgen op mogelijkheden en belemmeringen op vlak van: Het functioneren van een multidisciplinair team vanuit gewoon onderwijs, buitengewoon onderwijs en leersteun in één school; Het toewerken naar minder labelling, de commissie attesteringen werkt momenteel aan voorstellen om hier doordachter mee om te gaan; Het werken aan een evidence-informed inclusieve leeromgeving, wat ook is bepaald in de nieuwe beleidsprioriteiten voor de pedagogische begeleidingsdiensten; Het voorzien van aanbod buitengewoon onderwijs in een school gewoon onderwijs, of omgekeerd, en het realiseren van een onderwijscontext waarin leerlingen met en zonder specifieke onderwijsbehoeften samen leren. Hierbij hebben we aandacht voor de volledige diversiteit van het huidige aanbod buitengewoon onderwijs over de verschillende pioniersscholen heen; Het verkennen van mogelijkheden op vlak van samenwerking met externe partners.
In de pioniersscholen volgen we nauw op welke mogelijkheden en hindernissen scholen daarbij ervaren. Op basis daarvan geven we het verdere traject tot 2040 vorm. Ik denk dat we uit die pionierscholen gevolgen moeten trekken, vooraleer we dat gaan beginnen uit te rollen. We mogen niet de fouten uit het verleden maken.
Er waren ook vragen over scholen van type 5. We zien ook scholen type 5 die geconfronteerd worden met het capaciteitsprobleem voor bepaalde types in bepaalde regio’s in het buitengewoon onderwijs, als het kind nog geen inschrijving in een thuisschool heeft of van school moet veranderen na de opname in het ziekenhuis.
Het is aan de schoolbesturen om bijkomend aanbod van buitengewoon onderwijs in te richten en hiervoor programmatieaanvragen in te dienen, waarover de Vlaamse Regering dan een beslissing neemt. Leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag kunnen ook ingeschreven worden in een gewone school, met ondersteuning vanuit een leersteuncentrum. We moeten hierbij naar de toekomst toe niet alleen naar het buitengewoon onderwijs kijken, maar een evolutie richting meer inclusief onderwijs maken.
Type 5 scholen hebben een zeer specifiek aanbod voor de leerlingen die opgenomen zijn in de ziekenhuizen die aan deze scholen zijn verbonden. De leerlingen volgen in deze scholen verder het aanbod van de thuisschool waar ze zijn ingeschreven. Het aanbod bij type 5 scholen uitbreiden naar andere types of een combinatie van een ander type en opleidingsvorm is niet aangewezen, omdat dit niet tot de opdracht van een school van type 5 behoort. Uiteraard kan een schoolbestuur wel het initiatief nemen om een autonome school op te richten. Dat kan zelfs op dezelfde locatie als de ziekenhuisschool.
Karolien Grosemans
Dankuwel, mevrouw de minister, voor uw heldere toelichting bij die capaciteitsmonitor. Eigenlijk hadden we die vraag kunnen meenemen in die eerdere vragen over het buitengewoon onderwijs. Alles hangt eigenlijk samen: die capaciteit, die druk op CLB’s, dat leerlingenvervoer, .... Dat is één groot pakket.
Opnieuw bevestigen de cijfers wat we al langer voelen: die druk op het buitengewoon onderwijs blijft stijgen. Ik ben blij dat u niet de fout maakt om dat telkens met noodmaatregelen te proberen op te vangen. U ziet een ‘systeemfout’ en u kiest er terecht voor om dat structureel aan te pakken.
U werkt ondertussen ook aan maatregelen op korte en middellange termijn. U bewaakt het volledige plaatje. Mevrouw de minister u wees ook op regionale verschillen. Hoe gaat dat nu in zijn werk? Wat gebeurt er met die capaciteitsmonitor. Gaat u nu overleg plannen met die onderwijsverstrekkers om situaties in regio’s met de grootste noden van nabij op te volgen? Of gebeurt dat automatisch door die onderwijsverstrekkers.
Zuhal Demir
We gaan capaciteit bij creëren in samenwerking met AGION en het GO!. Zij voorzien financiering voor extra infrastructuur en wij moeten dat inzetten waar de noden het grootst zijn. Op korte termijn zit ik samen met mijn kabinet, AGION en GO! over die extra capaciteit en ook om die capaciteitsmonitor verder te bekijken.
In het regeerakkoord spraken we ook af om capaciteitsmiddelen te voorzien voor scholen die netoverschrijdend samenwerken en voor campussen waar er samenwerking is tussen gewoon en buitengewoon onderwijs.
De Vlaamse Rand is een regio waar de capaciteitsdruk traditioneel hoog ligt. De afgelopen 5 jaar is er dan ook een groot deel van het capaciteitsbudget naar de Vlaamse Rand gegaan. Het is een goed idee om dat meer in detail te bekijken, ook samen met de lokale besturen, wat de effectieve noden daar zijn.
Bekijk hier het fragment: