
Vlaams Parlementslid

Huisonderwijs wint aan populariteit, maar regulier onderwijs blijft de kern
Huisonderwijs zit in de lift. Het aantal leerlingen dat daarvoor kiest, stijgt elk jaar, en dat is ook het Vlaams Parlement niet ontgaan. Toch plaatst parlementslid Karolien Grosemans een kanttekening: “Dat huisonderwijs aandacht krijgt, is terecht, maar laat ons de hoofdfocus niet uit het oog verliezen: het regulier onderwijs.”
Recent werd in de media en het Parlement uitvoerig gesproken over de sterke toename van huisonderwijs. Volgens cijfers van de Onderwijsinspectie kozen in het schooljaar 2023-2024 maar liefst 3471 gezinnen voor individueel huisonderwijs, een stijging van bijna 19% op één jaar tijd. Voor collectief huisonderwijs ging het om 2303 leerlingen, bijna een verdubbeling op tien jaar tijd. Toch moeten we die ‘explosie’ nuanceren, benadrukt Grosemans: “Samen vertegenwoordigen individueel en collectief huisonderwijs nog geen halve procent van de totale leerlingenpopulatie.”
Ook geeft die groei volgens Grosemans geen blijk van structurele gebreken in ons onderwijssysteem, maar gaat het wel om reeds bekende redenen: “De stijging in de voorbije jaren valt grotendeels te verklaren door de Coronacrisis, toen zo goed als iedereen thuis les volgde en sommigen de smaak te pakken kregen. Daarnaast heeft ook de toevloed van heel wat Oekraïense vluchtelingen en de verlaging van de leerplichtleeftijd een impact gehad”, licht het parlementslid toe.
Volgens Karolien Grosemans blijft het essentieel dat wie voor huisonderwijs kiest, op een stevig kader kan rekenen en dat jongeren goed beschermd worden. “Het is positief dat de onderwijsinspectie nu gerichter kan controleren en sneller zorgwekkende situaties detecteert. Ook het sociale aspect krijgt voortaan meer aandacht.”
Wat Grosemans opvalt, is dat in het debat de slinger soms te ver doorslaat. “Het is logisch dat we ons vragen stellen bij de oorzaken van die groei, maar we moeten vermijden om paniekerig verbanden te leggen die er niet zijn. Thuisonderwijs verdient een plek in het debat, maar dat mag de aandacht voor het regulier onderwijs niet verdringen. Dat blijft onze kerntaak.”
